28-3-2013
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (sector kanton)

De wetgever was (destijds) van opvatting dat de Wet Mulder/WAHV voldoet aan de eisen die artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens stelt aan rechtsbescherming. Deze kantonrechter vraagt zich echter steeds vaker af of in het kader van de huidige handhaving van deze wet nog wel sprake is van “een waarborging van de deugdelijke rechtsbescherming van de betrokkene.” Zo ook in deze zaak waarin naar het oordeel van de kantonrechter “buiten alle proporties” incassomaatregelen worden toegepast en dat om € 6,00 (zes euro) te innen ten behoeve van de Staat der Nederlanden. Het CJIB en de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden geven geen blijk van enige toetsing aan proportionaliteit en subsidiariteit in het kader van het onderhavige (gestandaardiseerde) incassotraject.” De kantonrechter beslist als volgt: – verklaart het verzet gegrond; – vernietigt het tegen betrokkene uitgevaardigde dwangbevel; – bepaalt dat het griffierecht, voor zover betaald, aan betrokkene dient te worden terugbetaald.

uitspraaknrc