Vanaf 1 september 2016 leidt onder andere het alvast leeghalen van de woning niet meer tot het automatisch zuiver aanvaarden van de erfenis. Dat is pas het geval wanneer de erfgenaam goederen verkoopt of op een andere manier onttrekt aan schuldeisers.

Is de erfenis aanvaard en wordt men geconfronteerd met een onverwachte schuld? Dan kan men de kantonrechter verzoeken de erfenis alsnóg beneficiair te aanvaarden. Dit moet binnen drie maanden na ontdekking van de schuld.

Als de nalatenschap al vereffend of verdeeld is en er alsnog een onbekende schuld opduikt, dan is men daar niet met het eigen vermogen voor aansprakelijk. Alleen hetgeen geërfd is, moet worden terugbetaald. Ook hiervoor moet men binnen drie maanden na ontdekking naar de kantonrechter.

Let op: Niet elke schuld waarmee men niet bekend was, wordt aangemerkt als onverwachte schuld. Men heeft zelf een onderzoekplicht. Een erfenis welke bijvoorbeeld enkel een huis bevat waarvan blijkt dat de hypotheek hoger is dan de verkoopopbrengst geldt niet als ‘onverwachte’ schuld. Belastingschulden of overbedelingschulden aan kinderen uit de nalatenschap van de eerder overleden partner gelden ook niet als onbekende schulden.

Artikel 4:194a BW

  1. Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, wordt, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden.
  2. Wanneer een erfgenaam na vereffening of verdeling van de nalatenschap bekend wordt met een schuld, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, kan hij de kantonrechter, binnen de in het eerste lid genoemde termijn, verzoeken om te worden ontheven van zijn verplichting de schuld uit zijn vermogen te voldoen voor zover deze niet uit hetgeen hij krachtens erfrecht uit de nalatenschap heeft verkregen, kan worden voldaan. De kantonrechter verleent deze ontheffing, tenzij de erfgenaam zich zodanig heeft gedragen dat de schuldeiser erop mocht vertrouwen dat de erfgenaam deze schuld uit zijn overige vermogen voldoet.