Artikel 35 RVV leest als volgt.

  1. Fietsers voeren tijdens het rijden bij nacht of bij dag indien het zicht ernstig wordt belemmerd, verlichting overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid.
  2. Een fiets op twee wielen en een fiets op drie wielen met één voorwiel moeten zijn voorzien van een wit of geel licht dat aan de voorzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder een wit of geel licht voert op zijn borst.
  3. Op een fiets op meer dan twee wielen met twee voorwielen moeten aan de voorzijde twee witte of twee gele symmetrisch links en rechts van het midden bevestigde lichten worden gevoerd.
  4. Een fiets moet zijn voorzien van een rood achterlicht dat aan de achterzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder of een achter de bestuurder gezeten passagier een rood licht voert op zijn rug.
  5. Een fiets mag zijn voorzien van twee ambergeel licht stralende richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde.
  6. Er mogen niet meer lichten worden gevoerd op een fiets, door de bestuurder daarvan of door een achter de bestuurder gezeten passagier dan de in het tweede tot en met vijfde lid genoemde lichten.

Voornaamste valkuil is dat men geen extra verlichting mag voeren.

Artikel 35a RVV leest als volgt.

  1. De in artikel 35 bedoelde verlichting mag andere weggebruikers niet verblinden.
  2. De in artikel 35, eerste tot en met vierde lid, bedoelde verlichting mag niet knipperen.
  3. De in artikel 35, eerste tot en met vierde lid, bedoelde verlichting moet:
    1. aan de voorzijde voortdurend zichtbaar zijn voor tegemoetkomende weggebruikers;
    2. aan de achterzijde voortdurend zichtbaar zijn voor van achteren naderende weggebruikers.

Hier is de voornaamste valkuil dat fietsverlichting niet mag knipperen.

Interessanter is dat in geen van beide artikelen een minimale lichtopbrengst wordt voorgeschreven.