Artikel 6:82 BW schrijft voor dat een ingebrekestelling schriftelijk dient te geschieden. Voldoet een e-mail daar ook aan?

21-11-2007
Rechtbank Amsterdam

2.8. Bij e-mail van 21 maart 2006 heeft G-sus, voor zover van belang, het volgende aan Canon meegedeeld:
“(…) Ik begrijp niet waarom er geen reactie kan komen op een eenvoudige vraag: wat te doen met de printer gegeven het contract en de wensen en behoeften van Gsus? Ik tel daarbij de onnoemelijke problemen welke wij in het verleden hadden met de canon printer (…) Wij stellen ons heden op het standpunt dat u ernstig in gebreke blijft bij het nakomen van uw verplichtingen (…) Dat de printer inmiddels naar behoren functioneert, doet hier niet aan af. Het moge duidelijk zijn dat ons vertrouwen in zowel de printer als het bedrijf Canon op een dusdanig dieptepunt is beland dat wij, bij gebrek aan medewerking van uw zijde, tot het volgende hebben besloten:

1. Alle betalingen worden per direct stopgezet;

2. Het contract zoals met u overeengekomen wordt per 31 maart ontbonden zonder dat daaruit verplichtingen, inclusief betalingsverplichtingen, voortvloeien;

3. De printer kunt u per direct afhalen en naar eigen goeddunken hergebruiken.

Indien wij wederom niet van u mogen vernemen vóór 27 maart’06 zullen wij u de strekking van deze email schriftelijk bevestigen en is daarmee deze zaak afgedaan. (…)”

[…]

4.11. Het verweer van Canon dat Canon niet in gebreke is gesteld en geen gelegenheid heeft gehad de tekortkomingen binnen een redelijke termijn te herstellen faalt. De rechtbank is met G-sus van oordeel dat het onder 2.8. vermelde e-mailbericht van 21 maart 2006 voldoet aan de vereisten voor ingebrekestelling als vermeld in artikel 6:82 van het Burgerlijk Wetboek (BW).


5-2-2010
Kamerstuk 31358, E (nadere memorie van antwoord)

​Artikel 6:82 BW bepaalt dat het verzuim van een schuldenaar intreedt wanneer hij in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. De leden van de PvdA-fractie merken op dat ingevolge artikel 6:265 BW de bevoegdheid tot ontbinding in bepaalde gevallen pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is. Deze leden vragen of zij het juist zien dat een ingevolge artikel 6:227a BW langs elektronische weg tot stand gekomen overeenkomst wel ingevolge artikel 6:267 BW langs elektronische weg kan worden ontbonden, maar dat een eventueel noodzakelijke daaraan voorafgaande ingebrekestelling slechts schriftelijk kan plaatsvinden. Deze leden vragen of dit een los eindje is in het stelsel van contractenrecht. De in artikel 6:82 BW voorkomende term «schriftelijk» dient ook hier niet zo beperkt te worden opgevat. Reeds bij de totstandkoming van deze bepaling is erop gewezen dat deze term ook omvat een telegram en een telexbericht. Zie Parl. Gesch. Boek 6, p. 290. Mede gezien de ratio van deze bepaling kan daar ook een langs elektronische weg verzonden aanmaning onder begrepen worden. Daarbij doet niet ter zake of de overeenkomst al dan niet langs elektronische weg tot stand is gekomen.