De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een proeftijdbeding in een tweede arbeidsovereenkomst die tussen dezelfde partijen is gesloten in beginsel nietig is. Een proeftijdbeding is in dat geval slechts geldig als de nieuwe arbeidsovereenkomst duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden eist waarover de ervaringen gedurende de vorige dienstbetrekking geen voldoende inzicht hebben gegeven (HR 14 september 1984, NJ 1985,244, HR 6 december 1985, NJ 1986, 230).

In 1992 deed de Hoge Raad een soortgelijke uitspraak in een geval waarin de nieuwe arbeidsovereenkomst niet direct aansloot op de vorige, doch er tussen beide dienstbetrekkingen een periode van omstreeks zes weken lag (HR 8 mei 1992, NJ 1992, 480).

Indien partijen een proeftijd overeenkomen, is deze voor beide partijen gelijk.
De proeftijd wordt schriftelijk overeengekomen.
Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste twee maanden.
Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:
een maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor korter dan twee jaren;
twee maanden, indien de overeenkomst is aangegaan voor twee jaren of langer.
Indien het einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet op een kalenderdatum is gesteld, kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste een maand.
Van de leden 4, onder a, en 5, kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken ten nadele van de werknemer.
Elk beding waarbij de proeftijd niet voor beide partijen gelijk is dan wel op langer dan twee maanden wordt gesteld, alsmede elk beding waarbij door het aangaan van een nieuwe proeftijd de gezamenlijke proeftijden langer dan twee maanden worden, is nietig.