Fase 1
Voor 1-1-1985 gold: navorderingsbevoegdheid erfbelasting bij onjuiste aangifte buitenlands vermogen verjaart 5 jaar na kennisname onjuistheid door inspecteur. (Deze navorderingsbevoegdheid gold dus in beginsel oneindig)

Fase 2
Vanaf 1-1-1985 sloot 66 Successiewet (SW) aan bij AWR: navorderingsbevoegdheid vervalt 5 jaar na inschrijving overlijdensakte. (hierdoor kon 66 lid 1 sub 7 SW worden geschrapt). Volgens overgangsrecht gold de wijziging slechts voor verkrijgingen vanaf 1-1-1985.

Fase 3
Vanaf 8-6-1991 is artikel 16 lid 4 toegevoegd, inhoudende een langere verjaringstermijn van 12 jaar voor in het buitenland gehouden vermogen. Vanaf 8-6-1991 bepaalde 66 lid 1 SW (oud) dat de 12 jaar-termijn van 16 lid 4 AWR ingaat de dag na inschrijving overlijdensakte.

Overgangsrecht (art. IV): Het ‘nieuwe’ 16 lid 4 geldt niet voor reeds vervallen navorderingsbevoegdheid.

Fase 4
Vanaf 1-1-2012 geen verjaring meer van navorderingsbevoegdheid erfbelasting van later opgedoken buitenlands vermogen. 66 lid 4 SW:

Indien voor de erfbelasting de aangifte over een bestanddeel van het voorwerp van die belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen niet, onjuist of onvolledig is gedaan, vervalt, in afwijking van artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag niet.

Gelet op woorden ‘vervalt … niet’ diende de bevoegdheid op 1-1-2012 wel nog te bestaan.

Toegepast op 2 gevallen

Erflater is overleden in 1981. Erfgenamen hebben het buitenlands vermogen aangegeven eind 2011. In 1981 gold fase 1. In die fase kon inspecteur navorderen, tot 5 jaar na ontdekking onjuistheid. Hij kende die onjuistheid niet, dus verjaringstermijn is niet gaan lopen. In fase 2 geldt verjaringstermijn van 5 jaar na inschrijving. Wegens het overgangsrecht is deze verjaringstermijn niet van toepassing op de casus. In fase 3 is een verjaringstermijn van 12 jaar gaan gelden. Wegens het overgangsrecht geldt deze niet voor een reeds vervallen navorderingsbevoegdheid. De navorderingsbevoegdheid in de casus was echter nog niet vervallen. Op de casus is dus de nieuwe verjaringstermijn van 12 jaar gaan gelden. De navorderingsbevoegdheid was dus verjaard in 1993 (1981+12).
Zie Conclusie A-G IJzerman d.d. 21-12-2017

Erflater is overleden in 1998. Valt dus onder fase 3. Vanaf 8-6-1991 geldt een termijn van 12 jaren na inschrijving overlijdensakte. Navorderingsbevoegdheid dus verjaard in 2010. Navorderingsbevoegdheid valt niet onder fase 4 want bestond toen niet meer (hetgeen wel vereist is volgens de woorden ‘vervalt … niet’ van huidige 66 lid 4 SW). Zie Hoge Raad 3-3-2017