De uiterlijke beslistermijn op een Wob-verzoek is in beginsel 4 weken (art. 6, lid 1 Wob). Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker (art. 6, lid 2 Wob).

Gebruik duidelijke bewoordingen

In het verzoek dient duidelijk te worden aangegeven op welke grond dit wordt gedaan. Het is daarbij handig expliciet naar de Wet en haar artikelen te verwijzen.

De verzoeken hebben niet de strekking om de documenten voor een ieder openbaar te maken. Bovendien is slechts, gelet op de bewoordingen van de verzoeken, ‘zo nodig’ een beroep op de Wob gedaan.

uitspraak

Soms Wob niet van toepassing

Soms derogeren andere regelingen aan de Wob.

De rechtbank heeft terecht overwogen dat de korpsbeheerder zich in dit geval op het standpunt mocht stellen dat de door [appellant] verzochte documenten onderdeel uitmaken van een strafdossier dat aan de strafrechter is voorgelegd. Hierbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat de korpsbeheerder te kennen heeft gegeven dat ten tijde van het verzoek reeds een verdachte voor de mishandeling was voorgeleid aan de rechter-commissaris, dat het dossier aan het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) was doorgezonden, dat één of meer verdachten van de mishandeling zouden worden gedagvaard en dat alleen de zittingsdatum nog onbekend was. Ter zitting bij de Afdeling heeft de korpschef toegelicht dat een strafdossier wordt aangelegd op het moment dat het OM bij een zaak betrokken raakt. Vervolgens wordt het proces-verbaal, of worden de processen-verbaal, naar het parket gebracht en, afhankelijk van de beoordeling door de officier van justitie, aan de strafrechter voorgelegd, hetgeen hier ten tijde van het verzoek reeds was gebeurd. Dat de dagvaarding nog niet aan verdachten was verzonden, alleen omdat de zittingsdatum nog onbekend was, leidt niet tot het oordeel dat tot die tijd de Wob op de verzochte documenten van toepassing was, nu dat afbreuk zou doen aan de goede werking van artikel 365 Sv. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat de korpsbeheerder in dit geval terecht artikel 365 Sv heeft toegepast en derhalve openbaarmaking van de verzochte documenten heeft geweigerd. Dit oordeel is, anders dan [appellant] betoogt, niet in strijd met de door hem in zijn hogerberoepschrift aangehaalde overweging van de rechtbank Arnhem. Die overweging had niet betrekking op een vergelijkbare situatie, nu in die zaak niet duidelijk was of bepaalde documenten aan de strafrechter zouden worden voorgelegd. Die situatie doet zich hier niet voor.

uitspraak