4-1-1991
Hoge Raad – uitspraak (pdf op ie-forum.nl)

3.4. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat, wil een voortbrengsel kunnen worden beschouwd als een werk van letterkunde, wetenschap of kunst als bedoeld in art. 1 in verbinding met art. 10 Aw, vereist is dat het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Een verzameling van woorden die deel uitmaken van de Nederlandse taal, voldoet niet zonder meer aan dit vereiste. Op zich zelf is zulk een verzameling immers niet meer dan een hoeveelheid feitelijke gegevens die als zodanig voor auteursrechtelijke bescherming niet in aanmerking komt. Dat zou slechts anders zijn indien de verzameling het resultaat zou zijn van een selectie die een persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt.

Uit hetgeen het hof heeft overwogen valt niet op te maken dat het hier om zulk een selectie gaat. Daarin is, integendeel, slechts sprake van “de schat van woorden die deel uitmaken van de Nederlandse taal”, waarbij ten aanzien van de selectiecriteria niet anders blijkt dan dat het gaat om woorden die in een modern woordenboek als de Grote Van Dale voor vermelding in aanmerking komen.

Uit het voorgaande volgt dat het hof tenzij is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting ten aanzien van het begrip werk in de zin van de Auteurswet 1912, hetzij zijn oordeel niet genoegzaam heeft gemotiveerd. Voor zover het middel daarover klaagt, is het gegrond; de overige klachten behoeven geen behandeling

De Hoge Raad verwees de zaak naar het Haagse Hof welke oordeelde dat de verzameling auteursrechtelijke bescherming genoot omdat er bij haar samenstelling “onvermijdelijk subjectieve afwegingen” waren gemaakt. (NJ 1994, 58)

Eigen Oorspronkelijk Karakter & Persoonlijk Stempel van de maker

Het bovenstaande wordt door ingewijden vaak afgekort tot EOK & PS. De Hoge Raad heeft dit cryptische vereiste halverwege 2008 verduidelijkt:

[D]at het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt, kort gezegd, in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk (vgl. art. 13 Aw). De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt te aan te wijzen.