De Hoge Raad is van oordeel dat het wettelijk rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken op een van de in de rechtspraak ontwikkelde doorbrekingsgronden, te weten

  1. indien de rechter buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden,
  2. deze regeling ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten,
  3. dan wel bij de behandeling een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.

Dit ongeacht of een rechtsmiddel in de zin van art. 1019cc lid 3 Rv openstaat of zal openstaan.