Inhoud

  • Verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties
  • Nederlandse wet
  • Richtlijn elektronische handtekeningen (oud)
  • Nederlandse wet (oud)

Verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten

Door deze verordening is de Richtlijn elektronische handtekeningen ingetrokken. Deze is daardoor naar de onderkant van deze pagina verplaatst.


Nederlandse wet

Artikel 3:15a BW leest sinds 10/03/2017:

Evenals een elektronische gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronisch transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257) hebben een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 11, en een andere elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 10, van artikel 3 van deze verordening dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, indien voor deze beide elektronische handtekeningen de methode voor ondertekening die gebruikt is voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval.


Richtlijn elektronische handtekeningen

Eind 1999 verscheen een Europese Richtlijn inzake elektronische handtekeningen (99/93/EG). Deze richtlijn maakt onderscheid tussen “elektronische handtekening” en “geavanceerde elektronische handtekening”.

De eerste wordt beschreven in artikel 2, lid 1:

“elektronische handtekening”: elektronische gegevens die zijn vastgehecht aan of logisch geassocieerd zijn met andere elektronische gegevens en die worden gebruikt als middel voor authentificatie;”

De tweede wordt beschreven in artikel 2, lid 2:

“geavanceerde elektronische handtekening”: een elektronische handtekening die voldoet aan de volgende eisen:

a) zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden;

b) zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren;

c) zij komt tot stand met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden; en

d) zij is op zodanige wijze aan de gegevens waarop zij betrekking heeft verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord;


Nederlandse wet (oud)

De Memorie van Toelichting (MvT) bij de implementatiewet noemt de eerste de “gewone” elektronische handtekening en stelt: “Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een ingescande handtekening van een papieren drager.” Dit lees ik in de richtlijn niet terug.