2-6-2015
Hof Den Bosch – uitspraak

3.5.1.
In de toelichting op grief II voert [appellant] aan dat aan de huurovereenkomst twee opschortende voorwaarden verbonden waren, te weten het houden van een inspectie van de woning bij aanvang van de huurperiode en het betalen van een borgsom. Aan het feit dat er geen inspectie is gehouden en het feit dat de borgsom niet is betaald, verbindt [appellant] de gevolgtrekking dat de voorwaarden niet in vervulling zijn gegaan en de huurovereenkomst niet tot stand is gekomen

3.5.2.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben betwist dat de huurovereenkomst onder de gestelde voorwaarden is aangegaan. Het hof overweegt dat in de schriftelijke huurovereenkomst niet te lezen is dat een inspectie van het gehuurde of de betaling van de borgsom voorwaarden zijn voor het tot stand komen van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst is volgens de tekst daarvan onvoorwaardelijk, en de verplichting van [appellant] om mee te werken aan een inspectie bij de aanvang van de huurperiode en de verbintenis om de borgsom te betalen moeten gelet op de tekst van de huurovereenkomst worden gezien als verplichtingen van [appellant] die voortvloeien uit de huurovereenkomst en niet als voorwaarden voor het ontstaan van de huurovereenkomst. [appellant] heeft niet op concrete wijze gesteld dat in de mondelinge contacten voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst is afgesproken dat de huurovereenkomst voorwaardelijk zou zijn. [appellant] heeft bovendien daarentegen zelf aan het slot op de toelichting van grief I en in de toelichting op grief V gesteld dat hij de huurovereenkomst heeft gesloten zonder daarin voorwaarden op te nemen die zouden maken dat hij nog voor de ingangsdatum onder de huurovereenkomst uit kon. Het hof verwerpt om deze redenen het verweer van [appellant] dat de huurovereenkomst slechts voorwaardelijk is aangegaan en dat die voorwaarde of voorwaarden niet in vervulling zijn gegaan.