Dat heeft de rechtbank in Breda augustus 2012 bepaald. De advocaat betaalde een vroegere cliënte een bedrag van 53.280 euro, in verband met een eerder met haar onderhouden seksuele relatie.
In zijn belastingaangifte voerde hij deze kosten vervolgens op als “uitgaven voor onderhoudsverplichtingen”.
De belastinginspecteur was het hier niet mee eens en corrigeerde de aangifte. Nadat de advocaat in een bezwaarprocedure nul op het rekest kreeg, stapte hij naar de rechter.

Die blijkt het ook niet eens te zijn met de advocaat. “Indien een advocaat een seksuele relatie aangaat met een van zijn cliënten, vindt dit niet plaats binnen de kaders van de zakelijke verhouding die een advocaat met zijn cliënte onderhoudt.” Het aangaan van zo’n relatie is het toegeven aan “persoonlijke behoeftenbevrediging”. En dat vindt uitsluitend plaats in de privésfeer.

De advocaat had in een eerdere zaak al met justitie in de clinch gelegen over kosten die hij maakte voor dezelfde relatie, maar deze keer lag het anders omdat hij nu zou worden afgeperst. Maar de rechter bleek ongevoelig voor dit argument.

uitspraak