19 december 2014
Rechtbank ‘s-Gravenhage – uitspraak

Een jonge bardame welke nog maar kort bij een

  1. Voor wat betreft de ontslaggrond dient als uitgangspunt te gelden hetgeen aan [eiseres] op 25 september 2014 als ontslagreden is gegeven. Dat is de diefstal of verduistering door het in de zak steken van 50 cent. Daarbij draagt Buon Giorno – ook in dit kort geding – de bewijslast ten aanzien van de door haar gestelde toedracht. Buon Giorno baseert haar beschuldiging op de verklaring van collega [naam 2] in combinatie met de camerabeelden en het feit dat [eiseres] tijdens een telefoongesprek met [naam] in aanwezigheid van ene [naam 4] heeft erkend dat zij de 50 cent in haar zak heeft gestoken en daarbij heeft gereageerd met: “kom op hé (…) die ene 50 cent.” Daartegenover staat de ontkenning van [eiseres]. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij het geld in haar broekzak heeft gedaan en daarna in de kassa gestopt. [naam 2] had haar gevraagd waar het muntstuk was gebleven en [eiseres] had hem naar waarheid geantwoord dat ze het in de kassa had gedaan en dat ze niet zou vergeten het in de fooienpot te doen, wat ze ook heeft gedaan. De camerabeelden zullen deze handelingen bevestigen, aldus [eiseres]. Verder heeft [eiseres] ter zitting verklaard dat ze wat van slag was op 21 september 2014 omdat ze de dag ervoor een dodelijk ongeluk had gezien vanuit haar werk.
  2. Uit de camerabeelden blijkt het volgende. Daarbij wordt opgemerkt dat de beelden tijdens de zitting minder goed zichtbaar waren doordat deze op een laptop van Buon Giorno zijn bekeken. Na de zitting heeft de kantonrechter de beelden bekeken op de eigen computer met de nagezonden usb-stick. Deze beelden waren duidelijker. Er is geen geluid bij de beelden. [eiseres] staat links achter de bar en rechts loopt collega [naam 2] heen en weer bij het koffieapparaat en de kassa. Op een gegeven moment pakt [eiseres] iets van de bar en even later stopt zij iets in haar broek. Hieruit volgt in ieder geval niet dat [eiseres] iets in ontvangst heeft genomen zoals zij bij dagvaarding heeft gesteld. Evenmin is te zien dat [eiseres] iets in de kassa doet voordat zij door [naam 2] wordt aangesproken. Te zien is dat [eiseres] enkele werkzaamheden verricht bij het melkapparaat en een kop op de bar zet en dat daarna [naam 2] iets tegen haar zegt en zij iets terugzegt. Daarna lijkt [eiseres] iets uit haar broekzak te willen halen en doet zij dat niet als [naam 2] iets dichter bij komt. Daarna draait zij zich een halve slag van [naam 2] af en pakt zij een aantal muntjes uit haar broekzak. Zij loopt dan naar [naam 2], laat iets in haar hand zien en loopt door in de richting van waar de kassa en de fooienpot zich bevinden en stopt daar iets in de fooienpot.
  3. Uit het feit dat [eiseres] geld in haar broekzak stopt valt niet automatisch af te leiden dat zij dit buiten het bereik van Buon Giorno heeft willen houden. Het is echter niet te begrijpen waarom [eiseres] het geld op dat moment niet gewoon laat liggen op de bar of het meteen in de kassa of fooienpot doet. Er is voldoende ruimte en het lijkt niet druk. Deze beelden bieden voorts steun voor de verklaring van [naam 2] dat [eiseres] ontkende de 50 cent te hebben zien liggen en zij daar pas even later mee op de proppen kwam nadat zij het buiten het zicht van [naam 2] uit haar zak had gehaald. Het gedrag van [eiseres] komt stiekem over en wekt de indruk dat zij uitsluitend doordat zij door [naam 2] werd aangesproken het geld in de fooienpot heeft gedaan. Van een “vrijwillige terugtred” kan dan ook moeilijk worden gesproken. Slotsom is dat voldoende aannemelijk is Buon Giorno in een eventueel te voeren bodemprocedure de door haar gestelde toedracht kan aantonen door het horen van getuigen en aan de hand van camerabeelden.
  4. De vraag die vervolgens voorligt is of in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het incident van de vijftig cent het aannemen van een dringende reden rechtvaardigt. In de jurisprudentie is ten aanzien van dit soort “bagateldelicten” zowel een strenge als een minder strenge benadering te vinden. In het eerste geval is uitgangpunt “diefstal is diefstal” en gaat het erom dat een werknemer er blijk van heeft gegeven niet helemaal te vertrouwen te zijn. Dat heeft extra gewicht als een werknemer voortdurend geld voor de werkgever ontvangt, zoals bij [eiseres] het geval is. Ook bij deze uitspraken ging het om goederen van zeer geringe waarde, zoals spaarzegels, een pakje shag, een potje lippencreme, een blikje redbull e.d. In het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2012 (JAR 2012/135, meenemen goederen uitverkoop Bijenkorf) is de strenge benadering geaccordeerd. Daar staat tegenover de minder strenge benadering, onder meer in het arrest van de Hoge Raad van 21 januari 2000 (JAR 2000/45, meenemen 2 flessen motorolie) waarin werd geoordeeld dat de persoonlijke gevolgen van het ontslag op staande voet in geen verhouding stonden tot het vergrijp. In het bestek van dit kort geding wordt geoordeeld dat de kans groter is dat de bodemrechter voor de strenge benadering zal kiezen dan voor de minder strenge, onder meer gelet op de relatief korte duur van het dienstverband en de jonge leeftijd van [eiseres] ([leeftijd] jaar).