4.16. Vóór 1 juli 2013 kon in een bestuursrechtelijke procedure op grond van artikel 8:73 Awb schadevergoeding worden gevorderd bij gegrondverklaring van een besluit. De belanghebbende had de keuze om bij gegrondverklaring van een beroep door de bestuursrechter schadevergoeding te vorderen bij de burgerlijke rechter, dan wel een verzoek op grond van artikel 8:73 Awb in te dienen bij de bestuursrechter. Deze keuzevrijheid verviel indien een rechter een inhoudelijk oordeel had gegeven over een verzoek tot schadevergoeding; alsdan diende de vordering bij de andere rechter ter zake van dezelfde schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. Zie HR 17 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC305 (Groningen/Raatgever).

4.17. Sinds 1 juli 2013 gelden artikel 8:88 en 8:89 Awb. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit. Indien de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad in enige of hoogste aanleg oordeelt, is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd (artikel 8:89, eerste lid, Awb). In de overige gevallen – waaronder dit geval waarin de procedure behoort tot het takenpakket van de ABRS – is de bestuursrechter bevoegd voor zover de gevraagde vergoeding ten hoogste € 25.000 bedraagt met inbegrip van de tot aan de dag van het verzoek verschenen rente. Deze bevoegdheid geldt onverminderd het recht van de belanghebbende om op grond van andere wettelijke bepalingen schadevergoeding te vragen (artikel 8:89, tweede lid, Awb). In deze situatie is de bestuursrechter niet bevoegd indien de belanghebbende het verzoek heeft ingediend nadat hij terzake van de schade een geding bij de burgerlijke rechter aanhangig heeft gemaakt (artikel 8:89, derde lid, Awb). Zolang het verzoek van de belanghebbende bij de bestuursrechter aanhangig is, verklaart de burgerlijke rechter een vordering tot vergoeding van de schade niet-ontvankelijk (artikel 8:89, vierde lid, Awb). Deze regeling is als volgt toegelicht in de memorie van toelichting:

“De belanghebbende is evenwel niet verplicht een schadeverzoek van maximaal € 25 000 voor te leggen aan de bestuursrechter. Hij kan zijn schadeverzoek desgewenst ook aan de burgerlijke rechter voorleggen. Heeft hij voor dit laatste gekozen, dan bestaat er kennelijk in dat geval geen behoefte aan de voorziening voor kleine schades bij de bestuursrechter. Teneinde gelijktijdige procedures over dezelfde schades te vermijden, is bepaald dat de weg naar de bestuursrechter niet meer openstaat na het instellen van een vordering bij de burgerlijke rechter.”

Zie Kamerstukken II, 2010-2011, 32 621, nr. 3, p 39.