De Hoge Raad heeft 6-11-2018 een interessant arrest gewezen inzake de vraag wanneer sprake is van een verhoor door een verbalisant (lees: politieagent).

De casus was als volgt. Een man werd in zijn woning aangehouden door 2 verbalisanten wegens (betrokkenheid bij) een hennepkwekerij elders. Terwijl de man zijn legitimatie aan het pakken was, zag een van de agenten zand en blaadjes op de grond liggen. Hierop vroeg de agent de man of er in de woning (ook) een hennepkwekerij was.

Terzake van deze vraag van de agent ontstond de juridische discussie of er sprake was van een verhoor. Een aangehouden verdachte dient namelijk vóór het verhoor gewezen te worden op het recht om eerst een advocaat te raadplegen (consultatiebijstand). De agent had de man daar niet op gewezen.

Het gerechtshof oordeelde (onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad uit 1979) dat als verhoor moet worden beschouwd; alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkte persoon betreffende diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit. Volgens het hof was de hennepkwekerij in de woning nog niet ‘geconstateerd’ dus was er volgens het hof geen sprake van een verhoor.

De Hoge Raad oordeelt anders:

2.3.2. Het vorenoverwogene brengt met zich dat indien – zoals in deze zaak – door de politie aan een aangehouden verdachte gestelde vragen betrekking hebben op diens betrokkenheid bij een strafbaar feit ten aanzien waarvan hij als verdachte is aangemerkt, sprake is van een verhoor, zodat hij op dat moment dient te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Daarbij verdient opmerking dat op grond van art. 27, eerste lid, Sv als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit. Dat vermoeden betreft zowel de omstandigheid dat een strafbaar feit wordt of is begaan, als de betrokkenheid van een persoon bij dat feit. Derhalve kan, ook indien (nog) niet vaststaat dat een strafbaar feit plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit en dientengevolge van een verhoorsituatie.

Interessant is overigens dat de man terzake van de (vermoedde) hennepkwekerij in zijn woning (nog) niet was aangehouden.