Artikel 843a lid 1 Rv

Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.

Dit recht kan in een zelfstandige (kort geding) procedure worden geëffectueerd, zonder dat een ‘inhoudelijke’ (bodem)procedure aanhangig is of moet worden gemaakt (Hoge Raad 8/6/2012 hieronder).

Op het recht kan ook bij verzoekschrift een beroep worden gedaan (Rechtbank Noord-Holland 30/6/2016 hieronder).


8 juni 2012
Hoge Raad – uitspraak (ook op solv)

3.4 Het gaat in deze zaak om de vraag of op de voet van art. 843a Rv. mede de exhibitie van bescheiden kan worden verlangd in een afzonderlijk geding voor de Nederlandse rechter, wanneer de hoofdprocedure tussen partijen niet in Nederland aanhangig is, en naar verwachting ook niet aanhangig zal worden.

3.5 Art. 843a Rv. ziet op de exhibitieplicht in en buiten rechte en kent een zelfstandige bevoegdheid toe aan de daarin bedoelde belanghebbende. Een vordering op de voet van art. 843a tot nakoming van deze exhibitieplicht kan worden ingesteld hetzij in een lopend geding hetzij in een afzonderlijk geding (vgl. HR 6 oktober 2006, LJN AX7774, NJ 2006/547). Het eerste lid van art. 843a bindt de toewijsbaarheid van de vordering aan de voorwaarden dat de eiser of verzoeker een rechtmatig belang dient te hebben, en dat het moet gaan om bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is (vgl. HR 18 februari 2000, LJN AA4877, NJ 2001/259, met betrekking tot art. 843a (oud) Rv.).
Noch uit de tekst van art. 843a Rv., noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van dit artikel vloeit voort dat voor toewijsbaarheid van de vordering tevens noodzakelijk is dat over de rechtsbetrekking waaromtrent afschrift van bescheiden wordt verlangd een procedure aanhangig is of naar verwachting zal worden gemaakt, dan wel dat een zodanige procedure, indien deze aanhangig zou worden gemaakt, in Nederland zal worden gevoerd. Ook in het wetsvoorstel tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 079, nr. 2) – waarmee geen inhoudelijke wijziging van art. 843a lid 1 is beoogd -, worden dergelijke voorwaarden niet gesteld. Het voorstel voorziet in de mogelijkheid om in een reeds aanhangig geding of in een zelfstandige verzoekschriftprocedure inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden te verlangen. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat “hoewel de procedure strekkende tot informatieverschaffing in civiele zaken door de bank genomen vooral een dienende functie heeft, de procedure onder omstandigheden ook een zelfstandig karakter [kan] bezitten” (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 079, nr. 3, p. 1-2 en p. 9). Een beperking tot rechtsbetrekkingen die kunnen leiden tot een procedure voor de Nederlandse rechter blijkt ook hieruit niet.

De vernietigde uitspraak van het hof las diametraal anders.


30 juni 2014
Rechtbank Noord-Holland – uitspraak

3.5 […] Aan het procedurele verweer van Syngenta, dat een 843a-verzoek niet bij verzoekschrift gedaan zou kunnen worden, moet worden voorbij gegaan. Het enkele gebruik van het woord ‘vorderen’ in genoemd wetsartikel biedt hiervoor geen grondslag, zoals ook volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2000 (NJ 2001/259). Voorts wordt in de jurisprudentie de bepaling van artikel 843a Rv steeds meer, op gelijke voet als een voorlopig getuigenverhoor, gezien als belangrijk instrument voor waarheidsvinding. […]

3.8. De rechtbank oordeelt dat het bij verzoekschrift ingestelde verzoek ex artikel 843a Rv ontvangen kan worden. Hiertoe is het volgende redengevend. In de literatuur wordt wisselend gedacht over de vraag of een 843a-verzoek alleen bij dagvaarding of ook bij verzoekschrift kan worden ingesteld. Zo vermeldt Tekst & Commentaar bij artikel 843a Rv onder aantekening 10 sub e. dat het wetsartikel ook in verzoekschriftprocedures van toepassing is en dat het gebruik van het woord ‘vordering’ in het wetsartikel daaraan niet in de weg staat. Ook in het Tijdschrift voor de Procespraktijk 2013-6 neemt J.R. Sijmonsma in De Hoge Raad en het inzagerecht van artikel 843a Rv dit standpunt in. Daarentegen acht R.R. Verkerk in Commentaar op Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering art. 843a, onder aantekening C.4. voor de hand te liggen om voor artikel 843a Rv een vordering bij dagvaarding in te stellen. Het in dat commentaar genoemde argument, afkomstig uit de parlementaire geschiedenis aangaande de voorloper van artikel 843a Rv, dat de weg van de dagvaarding ook de mogelijkheid biedt een dwangsom te verbinden aan de vordering, overtuigt evenwel niet (meer). De huidige stand van het recht is dat ook in verzoekschriftprocedures een dwangsom kan worden opgelegd.
Van doorslaggevende betekenis acht de rechtbank het arrest van de Hoge Raad van 5 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3533). Hierin wordt geoordeeld dat artikel 223 Rv analogisch van toepassing is in verzoekschriftprocedures. Net als in de bepaling van artikel 843a Rv, wordt in deze bepaling de term ‘vorderen’ gebezigd. Blijkens het arrest heeft dit enkele feit niet in de weg gestaan aan overeenkomstige toepassing van de bepaling op verzoekschriftprocedures. Daarbij is overwogen dat de wet en de aard van de verzoekschriftprocedure zich niet tegen die toepassing verzetten. De rechtbank oordeelt dat dit laatste eens te meer geldt voor de bepaling van artikel 843a Rv. Waar artikel 223 Rv staat in het deel van Rv dat expliciet handelt over de dagvaardingsprocedure (Boek 1, Titel 2, Afdeling 10), staat artikel 843a Rv niet daarin, maar in de afdeling voor “Enige bijzondere rechtsplegingen” (Boek 3, Titel 7, Afdeling 1), zodat eens te minder reden bestaat aan te nemen dat de wetgever heeft beoogd de mogelijkheid uit te sluiten om een vordering ex artikel 843a Rv bij verzoekschrift in te stellen. Het verzoek dient dus thans inhoudelijk beoordeeld te worden.